afb.
Woonachtig in Berlicum; studeerde aan het klein-seminarie Beekvliet te Sint-Michielsgestel en groot-seminarie te Haaren; priester gewijd in 1939, was achtereenvolgens kapelaan te Tilburg en Boxtel, werd in 1946 rector van Carolus te 's-Hertogenbosch en vervolgens van Reinier van Akel; Beex werd toen tevens hoofdredacteur van het Bisdomblad, wat hij bleef toen hij van 1959 tot 1965 pastoor werd te Esch; was van 1965 tot 1969 directeur van het Diocesaan Oriëntatiecentrum, medewerker van het Diocesaan Pastoraal Centrum; was 25 jaar voorzitter van de Stichting Brabants Heem; nam in 1982 afscheid als bestuurslid van Brabants Heem; was in 1977 en 1978 voorzitter van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen; schreef verschillende openluchtspelen o.m. bij gelegenheid van Plechtige Omgang te 's-Hertogenbosch en bij gelegeheid van de Plechtige Omgang van het H. Bloedspel te Boxtel; met Floor v.d. Put maakte hij verschillende Brabantse liederen, waarvan Het Lied van Hertog Jan, de Boer die ging mee peerden naar de mert en de Kasterse kermis de bekensten zijn. Harrie Beex was mede-initiatiefnemer van de stuurgroep Brabant Eén, die zich op het eind van de zeventiger en het begin van de tachtiger jaren fel verzette tegen een voorgenomen opdeling van de Provincie Nnoord-Brabant. | 95 |
Iedereen kent op z'n minst het eerste couplet over de Brabantse hertog Jan I: „Toen de Hertog Jan kwam varen ...”. Het heeft betrekking op de in 1253 in Brussel geboren Brabantse hertog, die reeds op 15-jarige leeftijd tot die functie werd uitgeroepen. Maar hoe oud is het liedje? Wanneer werd het geschreven? Door wie? Een kleine vijftig jaar geleden bezocht Harrie Beex de Bossche Sint-Jan en dankzij de beeldhouwer Jacques de Bresser mocht hij de steigers op. Zo kon hij de resultaten van de jongste restauraties bekijken. Dat waren in die tijd de Brabantse hertogen die na een restauratie hun plaatsen weer konden innemen. Ze keken als het ware over de Bossche daken heen naar het Brabantse land. Dat inspireerde Harrie Beex. Hij zag als het ware voor zich, dat de Brabantse hertogen na een eeuwenlange afwezigheid weer teruggekeerd waren naan 'hun' Sint-Jan. En dezelfde dag schreef hij zijn lied op. In „Toen de Hertog ...” beschreef hij de route die de hertog aflegde (Antwerpen, Turnhout, Valkenswaard St.-Oedenrode, Oirschot), alvorens hij in 's-Hertogenbosch aankwam.
Het laatste couplet luidde dan ook:
„Hij is in Den Bosch gekommen,
an in de nacht en niemand zag 't, en op de Sint-Jan geklommen, daar ging hij staan op wacht.” In het liedje komt het merkwaardige 'harbalorifa' voor. Hertog Jan was zelf dichter en minnezanger. Hij componeerde een liedje „Eens meienmorgens vroe”, waarin hij drie jonkvrouwen liet zingen „Harba lori fa, harba harba lori fa, harba lori fa”. Deze tekst (waarvan de juiste betekenis ons niet bekend is) nam Beex in zijn lied over.
Nadat Harrie Beex de tekst geschreven had, componeerde zijn mede-priester-student Floris van der Putt de melodie. Voor het eerst werd het lied gezongen in 1947 in Heeswijk-Dinther. Een daar te houden congres moest worden opgeluisterd met 'oude' Brabantse liedjes. Beex en Van der Putt haalde tijdens de priesteropleiding vervaardigde liedjes tevoorschijn en deze werden die avond gezongen.
Sedertdien hebben velen het lied van Hertog Jan gezongen en het lijkt erop, dat het officieus het Brabantse volkslied geworden is. Velen denken ook dat het een 'eeuwenoud' lied is. Het bovenstaande geeft echter het ontstaan van het lied weer.
Hertog Jan zelf overleed in 1294 op 41-jarige leeftijd aan de verwondingen, opgelopen tijdens een riddertoernooi.
|
Coen Free, Zoete Lief, oorzaak veler plagen (1999) 33, 81
A.H.E.M. Jansen, A.J.C van Leeuwen en G.P.P. Vrins, 'Arbeyd sere voert tot eere' LXXX (1989) 104n
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 12
Jan van Oudheusden, Geschiedenis van Brabant van het hertogdom tot heden (2004) 697
Cees Slegers, Mensen uit de kringen van Brabants Heem (2004) 107-108
Henriette Straub e.a., Een bevlogen orkest uitgelicht : Het Brabants Orkest 1950-2000 (2000) 57